Drie lijnen van aanwezigheid
We zijn hier bij elkaar om te vieren dat Vincent van Gogh veel met Haarlem van doen heeft. De topkunstenaar, kunstvernieuwer en gekwelde tobber is van iedere rechtgeaarde Haarlemmer! We laten hem niet zomaar van ons afnemen. Hij is van ons via drie wegen van aanwezigheid: 1. fysiek in persoon door zijn verblijf in Haarlem, 2. postuum via de 36 werken die bij Kunsthandel De Bois in de eerste helft van de vorige eeuw van hem verkocht zijn, en 3. via het eerste Haarlemse Kunstcahier dat vandaag is uitgebracht, en dat van A tot Z een ode is aan onze internationaal vermaarde held en zijn relatie tot onze stad.
Zijn fysieke aanwezigheid in Haarlem
Ja, we weten het nu meer dan ooit: Vincent van Gogh was diverse keren in Haarlem, steeds kort weliswaar. Hij had er als jongeman een relatief gelukkige tijd, wat op zich al vermeldenswaard is. Hij had twee redenen om naar Haarlem af te reizen: Frans Hals en zijn zus Willemien die hier woonde. Uit zijn brieven weten we dat hij zich laafde aan de door van Frans Hals geschilderde koppen in de schuttersstukken en dat hij genoot van de regenten en regentessen die de gasthuizen voor zorg en caritas bestierden. Hij vond de door Hals geschilderde personages gezag uitstralen, ook al stonden ze mijlenver af van zijn door terugkerende depressies en geldgebrek moeizame bestaan. Van Gogh zal veel geleerd hebben van het kijken naar de tronies van Hals’ Haarlemse personages, hij sprak er lovend over en heeft er zeker inspiratie aan ontleend. Het schilderen van portretten is een belangrijk onderdeel van zijn oeuvre geworden. Zie in het Kunstcahier Van Gogh in Haarlem als voorbeeld zijn zelfportret met pijp en het portret van Camille, het zoontje van postbode Roulin, die met zijn appelwangen op de omslag prijkt. Het iconische portret van geneesheer Gachet kent u ongetwijfeld als symbool van somberheid die een dorpsdokter kan overvallen als hij het gevoel heeft er niet in te slagen de problemen in de wereld op te lossen, die van tijdelijke dorpsgenoot Vincent niet uitgezonderd.
In Haarlem kon hij, naast het bezoeken van het toenmalige Stedelijk Museum, nu Frans Hals Museum/De Hallen, zijn jongere zus Willemien opzoeken die er als au-pair in een kostgezin werkte. Zijn getroebleerde geest zag haar als zijn postillon d’amour naar nicht Kee Vos die hij, als Dulcinea door Don Quichot in Cervantes’ roman, op stalkerige wijze aanbad. Bij zijn zus kon hij zijn waanidee kwijt en hij bleef daarin, helaas voor hem, de enige die dacht dat hij een reële kans maakte op de wederkerige genegenheid en liefde van zijn nicht. Voor Van Gogh was de wet van Murphy uitgevonden: als je eenmaal voor pech geboren bent, gaat alles wat fout kán gaan, ook inderdaad écht fout. Zoals we intussen, overladen uit de kunsthistorie en de populaire media, weten, lopen de persoonlijke projecten bij Van Gogh nooit goed af. Met uitzondering dan van zijn artistieke erkenning. Helaas voor hem heeft de gepijnigde domineeszoon tot na zijn dood op die terechte erkenning moeten wachten. Had zijn intens woelige en overgevoelige geest wellicht voorspellend inzicht om te kiezen voor een vroege dood? Of was het eerder een tot wanhoop opgekropt obsessief gevoel van definitief falen, dat hem op 37-jarige leeftijd deed besluiten het leven voor gezien te houden? We zullen het nooit zeker weten. Zijn tekeningen, schilderijen en brieven verklaren veel, maar gelukkig niet alles; laat er mysterie blijven.
De fysieke lijn van Van Gogh naar de stad Haarlem was niet geheel onbekend, maar de Brabantse gemeenten Zundert, Nuenen, Tilburg en Etten stonden, naast hofstad Den Haag, altijd hoger aangeschreven in de biografische Top 5 van de Nederlandse Van Gogh-routekaart. Maar nu de ganse wereld intussen beslag gelegd heeft op onze Vincent, leggen die plaatsen het dik af tegen Van Goghs Route du soleil die via Belgisch Borinage en Antwerpen verder zuidwaarts trekt naar Parijs, Arles en het gesticht in Saint-Rémy-de-Provence. Om ten slotte zijn noodlottig einde te vinden op het platteland van Auvers-sur-Oise, een nietig plaatsje benoorden Parijs.
Onverminderd komt bij mij op weg naar het zuiden, nog steeds ter hoogte van de Provence, de herinnering aan de zuidelijke schilderijen Van Gogh binnenlopen via de melodie van Don McLeans lied ‘Vincent’ van zijn album American Pie. Van Goghs schilderijen scheppen zichtbare beelden bij de woorden:
Starry, starry night
Paint your palette blue and gray
Look out on a summer’s day
With eyes that know the darkness in my soul
Om niet weg te dwalen in romantische gedachten over de levenspech van Vincent, probeer ik mij af te vragen of ik humoristische fragmenten uit zijn leven kan bedenken. Ik kom niet verder dan één anekdote: de tekst uit de brief aan broer Theo waarin hij ongenoegen geuit zou hebben over de voor hem weinig succesvolle geneesheer en door de buitenwereld als zijn vriend bestempelde dokter Gachet. Zelf heeft Vincent geen hoge pet op van de schilderende dokter en hij beklaagt zich bij Theo in de trant van (in woorden van nu): bij mij merkt iedereen dat ik knettergek ben, maar Gachet is minstens even gestoord, hij weet het alleen beter te verbloemen omdat hij arts is.
Om nu even alleen op beeld af te gaan, waar een psychotherapeut mij voor zou kunnen berispen: als je naar de twee portretten kijkt die Van Gogh van dokter Gachet maakte, kun je in ieder geval niet de indruk krijgen dat het tussen de twee een vrolijke boel was, laat staan dat de dokter Vincent van zijn suïcidale neigingen af zou kunnen helpen. Maar misschien is dat te veel vooroordeel met de kennis van nu.
Postuum: grootste aantal Van Goghs ooit, verkocht via Kunsthandel De Bois in Haarlem
De eigenaar van de Haarlemse kunsthandel J.H. De Bois was in tegenstelling tot Van Gogh een begenadigd persoon, van vele markten thuis en al bij leven succesvol. Hij verkocht in zijn kunsthandel naast Van Gogh niet de minste andere kunstenaars uit die tijd, waaronder Klimt, Kokoschka, Redon en Kandinsky. Allemaal mannen overigens, maar ook, en ik noem haar apart, mijn absolute favoriet sinds ik in Berlijn haar oorlogsmonument in de Neue Wache voor de gevallenen zag en ervoer: Käthe Kollwitz. Symboliek is moeilijk treffender tot uitdrukking te brengen dan in die enkele sculptuur van de moeder met haar dode zoon in de armen, in een verder lege ruimte, waar slechts van boven het daglicht binnenvalt.
Kunsthandelaar De Bois was, naast begenadigd, ook aangenaam eigenwijs. Hij logenstrafte wat hem was aangeraden: zich niet in Haarlem vestigen, omdat de stad cultureel en artistiek een achtergebleven gebied zou zijn. Lees wat er staat, en hoe onterecht! Haarlem, dat kan bogen op een keur van grote meesters uit de kunstgeschiedenis. Van de late renaissance, langs de gouden eeuw tot de barok, en van de latere modernisten tot de hedendaagse kunst. Kijk om u heen, bezoek het Frans Hals Museum/De Hallen, het Dolhuys/Museum van de Geest, de galerieën. Natuurlijk weten wij hier allen beter. En het zou wel eens kunnen zijn dat Kunsthandel De Bois uit Haarlem, precies op de plaats waar we hier staan, het grootste aantal schilderijen van Van Gogh verkocht heeft ooit, buiten wat op een of andere manier via de familie is gegaan. Zo’n record neemt de buitenwereld de Haarlemse kunsthandel De Bois en ons Haarlemmers hoogstwaarschijnlijk nooit meer af.
Dat is het goede nieuws. Het slechte is dat het leven van De Bois, net als bij Van Gogh, een dramatisch einde vond. Niet in een gepaste Van Gogh-enscenering van een korenveld met zwarte kraaien erboven vliegend. Nee, gewoon door een val van de steile trap hier in dit huis. De cirkel van het leven van toevalligheden heeft zich gesloten, want de huidige eigenaar van het pand, galeriehouder/beeldend kunstenaar Michel van Overbeeke, woonde als kind hier in het pand met de gevaarlijke trap. Dat hij hier nu staat, heeft misschien wel veel te maken met de waarschuwende woorden van zijn ouders over dat eerdere dodelijke voorval.
Ode aan Van Gogh in Haarlemse Kunstcahiers # 1
Met dit eerste hier voorliggende Haarlemse kunstcahier van 99 Uitgevers/Publishers krijgt Nederland een nieuw stukje geschiedschrijving over onze nationale schilderheld. Hij verdient het de nummer 1 te zijn geworden van de Haarlemse Kunstcahiers. Te meer omdat het initiatief van de uitgever tot stand kwam in samenwerking met de hedendaagse opvolger van De Bois: Kunsthandel Kruis-weg 68 van Joke Stoute en Michel van Overbeeke, gevestigd in het oorspronkelijke pand. Het zal voor het uitgeef-/vormgeversduo Riëlle Boerland en Mart. Warmerdam niet moeilijk zijn om inspiratie op te doen en aanleidingen te vinden voor vervolgpublicaties op de door hen gestarte reeks. De vele Haarlemse kunstenaars die aan Haarlem gerelateerd kunnen worden staan daar borg voor. Wat het grote publiek niet zal weten is, dat het duo met het uitbrengen van bijzondere edities over kunstonderwerpen feitelijk een lijn doortrekt van een activiteit waarin ook kunsthandelaar De Bois zijn sporen had verdiend. Dat historisch besef heeft extra inspiratie gegeven voor het fraaie boekwerkje dat nu voor ons ligt. En ik kan u zeggen: de interessante inhoud ervan wedijvert met de schoonheid en functionaliteit van de vormgeving. Een hebbeding voor iedere Van Gogh-liefhebber in Nederland, dus zeker voor Haarlemmers.
Tot slot enkele voor discussie openstaande conclusies die eraan zullen bijdragen een handvol mythes over Vincent van Gogh en de stad Haarlem naar believen door te prikken of juist te versterken:
- Haarlem was wel degelijk belangrijk in het leven van Van Gogh.
- Het schilderen van zijn karakteristieke portretten heeft hij mede te danken aan Haarlemse Frans Hals-inspiraties.
- Vincent had zeker humor, hoewel beperkt en met een roetzwarte rand.
- Dat Haarlemmers geen kunstliefhebbers zouden zijn, is hier vandaag opnieuw gelogenstraft.
Tekst: Ruud Lapré
november 2017