Heeft herdenken nog zin? Die vraag is mij vele malen gesteld. Steeds kom ik tot hetzelfde antwoord: ja! Het heeft zin! Meer dan ooit.
Dat antwoord zal bij mij nooit een automatisme worden, of een dooddoener om met weinig energie een lastige vraag te ontwijken. Herdenken is en blijft van wezenlijke betekenis.
Waarom?
Omdat vrijheid nooit vanzelfsprekend is.
Vrijheid moet worden bevochten als zij er niet is. Het vraagt inspanning om haar te behouden. Vrijheid is een ultiem doel. Een opgave waar je het nodige voor moet doen, of juist moet laten. Voor sommigen zelfs het leven. Daarom zijn wij hier. In de woorden van het organiserend comité: vrijheid spreek je af.
Omdat vrijheid zo’n groot goed is, zijn wij er op gebrand om, indachtig de herdenking van vorig jaar, onze vrijheid door te geven aan de generaties na ons. Vrijheid is een hoofdbestanddeel van onze beschaving en onze kinderen moeten ons er op kunnen aanspreken dat wij die voor hen koesteren. Daarom herdenken wij hier nu de Nederlandse en Molukse slachtoffers uit Zuidoost-Azië die vielen tussen 1942 en 1950.
1942-1950. Het is exact de periode die samenvalt met de jaren die ik in Nederlands-Indië, later Indonesië, doorbracht. Mijn moeder was hoogzwanger toen Japan op 7 december 1941 de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor op Hawaï aanviel. Het was het verraderlijk aangestoken lont, dat het begin van de Tweede Wereldoorlog in Zuidoost-Azië opriep. Een maand erna, Nederlands-Indië was nog niet gecapituleerd, ben ik in Batavia geboren.
Er was die nacht luchtalarm en mijn vader moest de taxichauffeur met zijn revolver dwingen mijn moeder en de vroedvrouw naar het ziekenhuis te rijden. Weer een maand later viel Singapore en lagen zee en luchtruim open voor de invasie op Java. Mijn moeder, haar twee kinderen en onze trouwe baboe moesten vluchten naar Tjiandjoer in de bergen, niet ver van het huidige Bandung.
Mijn vader bleef als douaneambtenaar en behorend tot de militaire noodformatie achter in Batavia. Er viel weinig te redden, al in maart 1942 capituleerde Nederlands-Indië. Mijn vader werd opgepakt en ontsprong door toeval gevangenneming en ondervraging door de Japanse Kempetai, wat hem in dat geval waarschijnlijk zijn leven zou hebben gekost. Hij kon zich bij zijn gezin voegen maar werd enige tijd later alsnog van zijn bed gelicht. Wij zagen hem na de oorlog terug als een menselijk wrak van nog geen 39 kilo. Mijn broer en ik herkenden hem niet.
De tijd in de Glodok-gevangenis had hem geen goed gedaan, maar hij had het overleefd. Hoe bizar: mijn vader en velen met hem dankten hun leven aan de afschuwelijke gevolgen van de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki, omdat die, net op tijd voor hen, de capitulatie van Japan inluidden. Apocalyptische gebeurtenissen. Een helse weg, die kennelijk nodig was om tot het einde van de oorlog in Zuidoost-Azië te leiden.
Na het geweld de vrede? Na de vrede de vrijheid?
Het lijkt een logische volgorde; was dat toen maar zo in onze voormalige archipel. Helaas had daar de geschiedenis haar eigen dynamiek.
Het einde van de mondiale Tweede Wereldoorlog had vleugels gegeven aan het dekolonisatieproces. Nederlands-Indië werd slagveld van oude en nieuwe ambities. Voor de ene partij was sprake van een vrijheidsoorlog. Voor de andere de wens om geweld tegen haar burgers te voorkomen en het bewerkstelligen van een door het oude moederland geregisseerde machtsoverdracht. Naar de politieke inzichten van toen waren dat correctionele handelingen, politionele acties. Alle welgemeende bedoelingen van de betrokken partijen (Nederland, Indonesië, de Verenigde Naties) ten spijt, ontstond in Nederlands-Indië een geweldschaos. Wederom bloedvergieten, opnieuw leed en trauma’s. Die bersiap-periode was niet voorzien. Er was weliswaar een einde gekomen aan de oorlog met Japan, dat wel, maar Nederlands-Indië was nog verre van vredig, laat staan dat er vrijheid was om te gaan en staan waar je zou willen.
Vrijheid en vrede spreek je af. Die stelling is het thema van deze dag.
Als het gelijk van die stelling ergens is gebleken, dan is het toen wel daar geweest. Bij de toenmalige onderhandelingen tussen Nederland, de nieuwe staat Indonesië en de wereldgemeenschap. Vrijheid spreek je inderdaad af.
Zolang de afspraken er daar toen nog niet waren, of niet werden nagekomen, waren er wachtende moeders. Velen hebben tevergeefs gewacht. Daarom zijn wij hier. Bij het gedenkteken dat er hier in Deventer als symbool voor staat: De wachtende moeder.
Als we in onze huidige tijd om ons heen kijken, dan mogen we gerust constateren dat er nog veel te herdenken en dus te leren valt van de geschiedenis.
De symboliek van de wachtende moeder, die taal van het sculpturale beeld is van alle tijden. Dat is het mooie van kunst. Een kunstenaar kan meer uitdrukken dan met woorden gezegd kan worden.
Het grote wereldgebeuren gaat pas leven wanneer het geschreven wordt in verhalen, en wanneer mensen in die verhalen een gezicht krijgen. Over de eerste helft van mijn acht levensjaren in Nederlands-Indië had ik natuurlijk weinig directe herinneringen. Over de periode van de Indonesische opstand wat meer. Pas de jaren na de staatsrechtelijke soevereiniteitsoverdracht staan mij helder voor de geest. Dat heeft niets met psychologische verdringing te maken, maar alles gewoon met leeftijd.
Later in Nederland werd er door mijn ouders niet tot nauwelijks gesproken over de oorlogsjaren en geweldsuitbraken erna. Zij wilden hun kinderen niet lastigvallen met hun sores daar, in dat verre land en het vervagend verleden. Beter was het, vonden zij voor hun kinderen, om je te richten op een nieuwe toekomst. Zij hebben er zelf wel de lasten van ondervonden. Nog eens extra, omdat hun zwijgen gevoed was door onmacht en onverwerkt leed.
Ik leerde het onbekende tropische niemandsland uit mijn vroegste jeugd pas, in al zijn intensiteit, kennen uit brieven die mijn vader mij schreef toen hij al in de tachtig was. Ja, toen pas. Als een uitbraak van emotie en afstandelijke acceptatie.
Mede over dat stuk van mijn jeugd schreef ik het boek Terra incognita. Indische schetsen van vader tot zoon. Ik verwerkte daar de spaarzame brieven in die mijn vader mij schreef in de toen al late herfst van zijn leven. Vele familieleden en goede vrienden van hem overleefden de oorlog en de Indonesische opstand niet. Waaronder, om dicht bij huis te blijven, zijn broer, zijn beide ouders, ooms en tantes, nichtjes. Zo leerde ik voor het eerst in samenhang met elkaar en tegen het decor van de oorlog, de opstand en het vertrek uit het land van geboorte, mijn eigen geschiedenis kennen. Mijn ‘terra incognita’ kreeg namen en werd gevuld met verhalen. Velen met mij delen zulke geschiedenissen. Gebeurtenissen kunnen schaduwen oproepen waarvan de gevolgen generaties later hun tol nog kunnen eisen.
De grote en de kleine verhalen, alle dienen zij doorverteld te worden. Niet om het gepasseerde verleden nieuw leven in te blazen, maar om ervan te leren. Zoals van het overkoepelende verhaal dat het starten van de oorlog een onjuiste, eenzijdige beslissing was, en dat veel bersiap-geweld erna alle betrokken partijen viel aan te rekenen.
Maar laten wij vóóral niet vergeten dat de uiteindelijk tot stand gekomen vrede het resultaat was van dialoog, van onderhandelingen. Vrede werd afgesproken, zoals ook vrijheid dient te worden afgesproken. Het is het welgekozen thema van deze dag!
foto: mr. M.G. van Velzen (monument De wachtende moeder door Karoly Szekeres)