> Blog

De visioenen van Arnold Janssen
arnold-janssen-nr9 In het boek Anoniem gekozen, Nieuwe meesters van de lage landen, een uitgave van het Gemeentemuseum Den Haag en Stichting Art Worlds (Zomerexpo 2011) is een werk opgenomen van Arnold Janssen. De titel luidt kernachtig: ‘Visioen’. Dat is ook wat je visueel krijgt voorgeschoteld: een schijnwereld ontsproten aan zijn fantasierijk brein.

Wat hield het project ‘Anoniem gekozen’ in? Benno Tempel, directeur van het Gemeentemuseum Den Haag, schrijft: Het is een evenement ‘waarbij kunstenaars van diverse pluimage gezamenlijk de muren van het museum vullen. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen professionele kunstenaars of amateurs, tussen gerenommeerde namen die al vaker in musea hebben gehangen en publiekslievelingen die tot dan toe voornamelijk via galeries hun werken onder de aandacht van publiek brachten. We beseffen dat dit wellicht op weerstand zal stuiten; nog het meest vanuit de museale wereld zelf. Want het almachtig oordeel van de musea wordt hier deels mee ter discussie gesteld. Toch geloven we dat juist door de verschillende werelden naast elkaar te presenteren, de beleving van kunst zich kan verdiepen. En dat daarmee het respect voor kunstenaars kan groeien.’

Met instemming sluit ik mij bij die woorden aan. Uit 4.750 anonieme werken werd, zonder dat op naamsbekendheid of andere vooringenomenheden gelet hoefde te worden, ‘Visioen’ van outsider artist Arnold door een uitgebreid team van juryleden toch maar fraai geselecteerd.

Ik sta voor een geschilderd drieluik in de woonkamer, annex het atelier van de kunstschilder. Leven en artistiek bezig zijn gaan bij hem (en zijn gezin) hand in hand. Aan mijn verzoek om toelichting wordt minzaam maar met voorzichtige terughoudendheid voldaan. Liever verwacht hij commentaar van mij. We hebben een interview als huiskamergesprek, tussen schilderijen, verfpotten en penselen. Arnold (1969): ‘Ik twijfel of dat schilderij af is. Wat vind jij? Soms ga ik te ver door en is het stuk bedorven. Ik schilder uit mijn hart, maar ben ook onzeker en kritisch naar mezelf. Als ik het schilderij mislukt vindt, vernietig ik het. Dat heb ik met veel oud werk gedaan.’

Waar ik naar kijk, bezie ik met bewondering, maar vooral met toenemende verwondering. Ongelooflijk wat je ogen en gedachten aan surrealistische verhalen te verwerken krijgen op een stuk canvas van middelgroot formaat. Jeroen Bosch, Salvador Dalí en, wat dichter bij huis en huidige tijd, Hans Kanters, spelen dartelend mee in de wonderbaarlijke wereld waar Arnold ons mee confronteert. Als je enkele van zijn werken bij elkaar gezien hebt, concludeer je: de wereld van hem is toch weer anders dan de eerdergenoemde bekende namen en herkenbaar naar zijn persoon. De surrealistische en magisch-realistische geest van Arnold Janssen, een tot nu toe volstrekt onbekende schilder uit Haarlem, kan trots zijn op wat hij als kunstenaar presteert.

Je verwacht als je het werk ziet een gedegen kunstopleiding als basis. Niets is echter minder waar. Het verhaal van zijn artistieke kunnen is bijzonder en wijkt af van een normale routebeschrijving over gebaande wegen. De kunstenaar is getrouwd, heeft twee dochters en woont in een gezellig rijtjeshuis. Alle vier gezinsleden houden zich op de een of andere manier met kunst bezig. Tot zo ver niet opvallend allemaal. Dat wordt anders als je hoort dat Arnold voor de volle honderd procent autodidact is. Hij was (desondanks) korte tijd reclameschilder. Toen jeugdvriendin Xandra zwanger werd, trouwden zij. Hij werd de huisman en was daardoor de eerst aanwezige voor de opvoeding van hun beide dochters. Xandra werd kostwinner. De rolverdeling is functioneel en past bij hen.

Opvallend in de situatie van Arnold is niet zijn persoonlijke biografie maar zijn artistieke kunnen. Zijn werk blijft fier overeind in iedere ambiance waar kunst geacht wordt zich thuis te voelen: in huis- en kantoorkamer en van galerie tot museumzaal. Surrealisme kennen we door de eeuwen heen. Als ergens de metafysische vrije geest van de fantasie zich kan botvieren, dan is het daar. De contemporaine tijd van kameleonachtige beeldcultuur, van transformaties tussen feiten en ficties, laten een opleving zien van de surrealistische verwarring die de huidige wereld om ons heen kenschetst. Die tijdgeest doet zich ook voor in de persoonlijke gedachtewereld en de beelduitdrukking van Arnold. De metafysische wereld op het doek verbeelden geeft hem rust. Achter zijn schilderezel voelt hij zich veilig. De buitenwereld heeft hij weggedrukt. Hij verkiest het om via zijn doeken met de buitenwereld te communiceren. Niet rechtstreeks. Ook niet door socialisaties met de buitenwereld of verbindingen met taal.

Ik ben geneigd Arnold als persoon het label van outsider artist op te plakken. Niet denigrerend maar als geuzennaam. Hij heeft geen artistieke opleiding genoten, zat slechts enige maanden op een opleiding voor etaleren en reclame. Leerde het artistieke ambacht van kunstschilder helemaal zelf. Hij had te maken met hypersensitiviteit, straatangst en een psychosegevoeligheid. Een ‘normale’ baansituatie zat er niet in. Er was te weinig weerbaarheid en te veel sfeergevoeligheid. Toen er kinderen kwamen met de daaraan verbonden verantwoordelijkheden, moest hij noodgedwongen en letterlijk meer uit zijn schulp kruipen. Het huis uit, de buitenwereld tegemoet treden. Dat heeft hem goed gedaan. Maar het veiligst en comfortabelst voelt hij zich nog steeds thuis. Tussen zijn schilderattributen en achter zijn schilderezel.

Arnold: ‘Ik maak bij het schilderen vrijwel nooit een vooropgezet plan. Ik begin gewoon en het gaat dan verder vanzelf. Het kan beginnen met een vlek die ik in de lucht zie, of iets anders, het doet er niet toe wat. Soms heb ik een thema. Ik merk dat er regelmatig terugkerende icoontjes zich van mijn doek meester maken: een sleutelgat, pilletjes, vuurpijlen, een pleister. Ik weet niet waarom, maar laat ze toe. Die icoontjes passen in mijn werk. Ze horen bij mij en ik wil er niet los van komen.

Dat schilderij daar, dat geschilderde drieluik, heet “Holy shit”. Vraag me weer niet waarom. Misschien begrijp je het als je nog eens kijkt. Dat andere schilderij heeft nog geen naam. Het heeft veel met ogen en dus met kijken te maken. Ogen zijn voor mij ook sterk iconisch, ik gebruik ze veel in mijn werk. Op een bepaald schilderij telde ik er, toen ik het af had, 64. De kijker zelf wordt zo door het schilderij meervoudig bekeken. Het schilderij kijkt je aan, het heeft belangstelling voor je. Het wil weten wat de kijker ervan vindt. Vaak schilder ik van het oog alleen de oogbal. Dat blijkt vaak al voldoende om de sfeer op te roepen van het wederzijds elkaar gadeslaan.’

Xandra: ‘Mooi dat Arnold dat zegt. Hij voelt zich vaak onzeker en door anderen kritisch bekeken. Onveilig door vreemde blikken. Het schilderij dat hij bedoelt ging over de Heilige Anthonius. Hoe zat het ook weer met dat verhaal?’

Arnold: ‘Sint Anthonius trok zich terug in de woestijn om alleen te zijn en na te denken. Ik trek me ook graag terug als ik alleen wil zijn met mezelf. Ik ben dan onbereikbaar voor anderen. Inderdaad veilig achter mijn ezel. In een cocon en in mijn eigen wereld.’

Tekst: Ruud Lapré

> terug naar overzicht blog